Skip to main content

Op het scherpst van de snede:  Seizoenmatig weidegras vraagt om slim inkuilen

Om zoveel mogelijk eiwit van eigen land te halen en te werken aan lage emissies (ammoniak en methaan), is het zaak om slim in te kuilen. Weidegras verschilt sterk in het voorjaar, zomer en najaar. Deze video van de Stichting Weidegang laat zien dat elk seizoen vraagt om een andere kuil. Hoe dat zit en werkt vertellen melkveehouder Doede Hettinga en graslandspecialist Bert Philipsen (WUR).

‘Elk seizoen een passend rantsoen’: met dat credo wil graslandspecialist Bert Philipsen het belang van strategisch inkuilmanagement verder onderstrepen. Het is in feite heel simpel: de kwaliteit van vers weidegras verandert sterk per seizoen. In het voorjaar is het superspul met een hoge verteerbaarheid, veel suiker en een hoog RE-gehalte. In de zomer ziet het weidegras er weer anders uit: het heeft sterk de neiging tot doorschieten met daarbij een hoger NDF- en RC-gehalte, de verteerbaarheid is minder en het bevat minder energie. In het najaar loopt het RE-gehalte weer op, maar loopt het suikergehalte terug net zoals de smakelijkheid. Wil je het verse gras maximaal tot waarde brengen met lage emissies? Dan vraagt elk seizoen in de bijvoeding op stal daarmee om een andere kuil en daar kun je vooraf over nadenken. Zodat je straks voor elk seizoen een passend rantsoen hebt. Dit is vooral van belang voor bedrijven met veel eigen ruwvoer en een groot aandeel gras.

Passende kuil spekt de kas

Nu is het maken van een passende kuil op zichzelf niet nieuw. Maar het wordt wel steeds belangrijker, denk aan het streven naar zoveel mogelijk eiwit van eigen land. Maar het zorgt ook voor lagere emissies van ammoniak en methaan. Deze zaken zijn óók goed voor de portemonnee, dus een passende kuil spekt de kas. Meer eigen eiwit betekent immers minder (dure) eiwitaankoop. En een lagere methaanemissie (CO2-equivalenten) zorgt bijvoorbeeld bij FrieslandCampina voor een plus op de melkprijs. En de Friese melkveehouder Doede Hettinga voegt daar nog een voordeel aan toe: een gezondere koe. “Al dat ureum dat verwerkt moet worden kost een koe alleen maar energie, die ze niet aan zichzelf kan besteden.”

Voor het sturen op emissie gelden de volgende streefwaarden in het totale rantsoen:

  • Ammoniak: 150 – 155 gram RE/kilo droge stof.
  • Methaan: 18,5 – 19,5 EF CH4.

Vanaf dit jaar staat op de kuiluitslag de emissiefactor (EF) voor methaan (CH4). Dat is sterk gerelateerd aan het bekende NDF-gehalte.

Sturen op groeidagen en bemesting

Maar hoe stuur je nu om die passende kuil voor elk seizoen te maken? Daarvoor zijn er twee handvatten met bijbehorende vuistregels: het aantal groeidagen en de bemesting. Het aantal groeidagen heeft te maken met het moment van maaien. Daarbij is deze vuistregel heel behulpzaam:

  • Tien dagen later maaien betekent 40 gram RE minder, maar juist 1 EF hoger.

Voor een lage ammoniakemissie moet je dus juist later maaien, maar dat is uit het oogpunt van de methaanemissie juist nadelig. Bert Philipsen: “Daarom moet je naar het totale basisrantsoen kijken. Vers gras is een goede voorziening voor je eigen eiwit als het over DVE gaat en is heel gunstig voor een lage emissiefactor voor methaan. Maar met veel vers gras is soms  wel puzzelen om ervoor te zorgen dat het RE niet uit de bocht vliegt. En juist dáár is die passende kuil met een voldoende laag RE-gehalte voor nodig zodat je in je basis ruwvoerrantsoen op alle onderdelen goed scoort!”

Voor het handvat bemesten geldt deze vuistregel:

  • Elke kilo zuivere stikstof per ha minder betekent 0,5 gram RE minder.

Hettinga: ‘ik stuur op ureum’

Melkveehouder Doede Hettinga uit het Friese Klooster-Lidlum stuurt vooral op het ureumgetal. “Ik wil eigenlijk niet boven de 15 komen”, zegt hij in de video. Nu zit hij rond de 9 á 10 en vorig jaar gemiddeld op 14.

Het eerder genoemde handvat bemesting past de Friese melkveehouder als volgt toe:

  • Drijfmest voorjaar. Maaipercelen: 35 m3/ha en weidepercelen 25 m3/ha
  • Kunstmest: Maaipercelen 100 kg ammoniumsulfaatsalpeter (ASS)/ha na 1e snede en beetje drijfmest. Weidepercelen Nieuw Nederlands Weiden: 100 kg KAS/ha elke twee weken.

De video laat tot slot zien hoe Hettinga vorig jaar ‘gespeeld’ heeft met verschillende kuilen passend bij het voorjaars-, zomer- en najaar gras in de wei. Philipsen: ”Een mooi voorbeeld van een bedrijf dat het eigen ruwvoer probeert te benutten met relatief weinig mais. En dan toch met het verse gras én het passende kuilgras binnen de streefwaarden blijft.” De nuchtere Hettinga steekt dat compliment in zijn zak, maar voegt er meteen aan toe dat hij dit jaar de eerste snede nóg droger wil inkuilen; rond de 50% droge stof. En de 2e snede nog iets eerder te oogsten, waardoor die een lager EF voor methaan bevat.

Meer weten hoe je zelf kunt werken aan een passend rantsoen voor elk seizoen? Zoek contact met een van de vele weidecoaches die terug te vinden zijn op de site van de Stichting Weidegang. 

Groet, Projectteam Grip op Gras

Stichting Weidegang | +31 23 23 020 23 | Nieuwe Gracht 3, 2011 NB Haarlem | www.stichtingweidegang.nl |